opening 12 maart 2015
Mark Manders, Gerard Richter, Hans Eijkelboom, Anselm Kiefer
Marieken Wessels, Luuk Wilmering, Richard Long, Ronald van Tienhoven & Laurence Aëgerter, Elizabeth Tonnard
Sol LeWitt, Edward Rucha, Anouk Kruithof, Rein Jelle Terpstra
62 films, als onderdeel van de tentoonstelling. Elke film toont het doorbladeren van een kunstenaarsboek.
lezing door Johan Deumens

Organisatie en samenstellen van tentoonstelling en publicatie met kunstenaarsboeken van onder andere: Ed Ruscha, John Baldessari, Bas Jan Ader, Mel Bochner, Allan Kaprow, Seth Siegelaub, Marcel Broodthears, Anouk Kruithof, Ruth van Beek, Marieken Wessels, Luuk Wilmering, Melanie Bonajo, Ronald van Tienhoven en Laurence Aëgerter en vele anderen.

Inleiding publicatie:

I know an artist’s book when I see one

Deze gedachte lijkt de uitkomst te zijn van een speurtocht door twee verzamelingen, op zoek naar een verbindende factor tussen al die publicaties van kunstenaars.

Voor deze tentoonstelling van kunstenaarsboeken hebben we geput uit twee verzamelingen, die van de particuliere verzamelaar Henk Woudsma en die van het Groninger Museum, elk met een eigen karakter en beide per definitie onvolledig. De belangrijkste overeenkomst is dat in beide collecties de conceptuele kunst van de jaren 60 en 80 van de 20e eeuw als startpunt is genomen. De collectie van het Groninger Museum beslaat de periode 1960-1980, een tijdperk waarin het kunstenaarsboek opnieuw werd uitgevonden en een basis werd gelegd voor een nieuwe canon van het kunstenaarsboek. Woudsma’s verzameling richt zich vooral op het Nederlandse kunstenaarsboek en loopt door tot het heden.

Er zijn al veel criteria losgelaten op dit fluïde genre. Gebonden of losbladig? Wel of geen tekst van anderen in het boek? In (grote) oplage of vooral unica? Dat krijg je met het samenvoegen van kunstenaar en boek. De één staat in de kunstwereld, de ander in de bibliotheek. Deze tentoonstelling laat zien dat het kunstenaarsboek zich maar weinig aantrekt van definities, maar toch direct herkenbaar is.

Veel conceptuele kunstenaars uit de jaren 60 en 70 voerden een eigen agenda met het kunstenaarsboek: het moest zich onttrekken aan vaststaande categorieën en een bepaald artistiek idioom. Het moest beweeglijk zijn, met een onberekenbare status en daardoor ontsnappen aan commercie, aan vaste marktwaarde. Dat laatste ideaal is niet houdbaar gebleken, maar wel iets anders: dat de vele definities elkaar zo in de weg kunnen zitten, toont juist aan dat de onberekenbare status doorwerkt. Dat kunstenaarsboeken zich voortdurend vrijspelen van definitiekwesties, is iets dat deze tentoonstelling vooral laat zien.

Kunstenaarsboeken uit de jaren 60 en 70 stonden vaak diametraal tegenover de dominante institutionele kunstopvattingen van die tijd. Geen uitgebalanceerde serie beelden, maar bijeengebracht door ogenschijnlijke willekeur en wetmatigheden die voorheen niet tot het domein van de kunsten werden gerekend, zoals de opbouw van het archief. Geen hoogstaande fotografie, maar snapshots, vaak van triviale onderwerpen en van armoedige kwaliteit. Niet het artistieke adagium van ‘het beslissende moment’ is van belang, maar beeldsequenties, waarbinnen elke (moment)opname gelijk is aan het vorige of het volgende beeld. “A collection of facts” noemde Edward Ruscha de foto’s in zijn kunstenaarsboek Twentysix Gasoline Stations (1963)

Hoewel er nog steeds de verworven vrijheid van jaren 60 en 70 in doorklinkt, laat Woudsma’s verzameling een gevarieerder beeld zien, dat kleurrijker en soms smaakvoller is, en vaak van ontegenzeglijke hoge kwaliteit wat betreft fotografie, papierkeuze en afwerking.

Toch valt er veel te zeggen voor de karakteristieken van het kunstenaarsboek: het kan rondslingeren en ook buiten de kunstwereld zijn weg vinden. Zeker in een periode waarin de rol die kunst in de wereld speelt heroverwogen wordt, zal het kunstenaarsboek aan belang winnen.

Rein Jelle Terpstra